Arrangeren in 9 stappen

Eén van de meest aantrekkelijke kanten aan de close harmony is het arrangeren voor je eigen groep. Door het zelf te schrijven, kan je ervoor zorgen dat een arrangement toegesneden is op de kwaliteiten van de zangers. Je maakt het bereik passend voor de zangers, je kiest de goede hoogte voor de solist die je op het oog hebt en je zorgt ervoor dat het geheel niet te moeilijk is voor de zangers en tegelijkertijd toch uitdagend.

Waar moet je als onervaren arrangeur beginnen? Hieronder wordt in 10 stappen geschetst hoe een arrangement kan wor­den opgezet.

1 Bepaal de bezetting van het arrangement

Schrijf je voor koor met begeleiding of voor koor a capella? Schrijf je voor gemengd koor of voor mannen of voor vrouwen? Voor hoeveel stemmen schrijf je? Schrijf je voor een solostem of niet?

Een arrangement met begeleiding is gemakkelijker te zingen. De instrumenten ondersteunen immers het ritme en en de harmonieën. Instrumenten geven ook meer variatie-mogelijkheden. Aan de andere kant is een a capella-ar­ran­ge­ment vaak zeer expressief, juist omdat er alleen maar in wordt gezongen. A capella zang heeft een grote zeggingskracht.

2 Bepaal of het arrangement homofoon wordt of niet

Homofoon betekent dat alle zangers dezelfde tekst zingen op hetzelfde moment. De stemmen verschillen dan dus alleen in de toonhoogte. Hieronder staat als voorbeeld een fragment van My funny Valentine, eerst in een homofone zetting, daaronder in een niet-homofone zetting:

Een homofone zetting is over het algemeen gemakkelijker te zingen dan een niet-homofone zetting, omdat alle zangers elkaar steun geven in de tekst en in het ritme. Een homofone zetting heeft daarnaast als voordeel dat de tekst voor de toehoorder goed verstaanbaar is. Daartegenover staat dat een niet-homofoon arrangement een veel breder scala aan muzikale mogelijkheden biedt.

3 In welke stem komt de melodie te liggen?

In een homofoon arrangement ligt de melodie meestal in de hoogste stem liggen. Als het arrangement niet homofoon is kan de melodie in elk van de stemmen liggen. De melodie kan dan net zo goed in de alt of in de tenor worden gelegd als in de sopraan. In de jazz en pop zingen vrouwelijke zangers meestal in een altligging, dat wil zeggen ongeveer tussen g en . Mannelijke zangers zingen vaak in een hoge tenor-ligging – denk aan zangers als Paul McCartney en Sting – ongeveer tussen e en . Voor een melodie zijn de alt en de tenor dus met name geschikt.

4 Toonsoort

Als je weet in welke stem de melodie ligt, kan je de toonsoort bepalen. Merk op dat het arrangement dus in een andere toonsoort kan te staan dan het origineel. Musici met een klassieke opleiding hebben nog wel eens moeite met het loslaten van de originele toonsoort. In hun ogen verandert de muziek op essentiële wijze als de toonsoort verandert. Dit is historisch zo gegroeid; ten tijde van Bach hadden de toonsoorten allemaal een verschillende klank. In de lichte muziek is het veranderen van de toonsoort heel gebruikelijk. Een toonhoogte wordt eenvoudigweg bepaald door de hoogte waarop de solist het stuk wenst te zingen of door het gemak waarmee blazers hun grepen kunnen pakken en .

5 Achterhaal de akkoorden van het stuk

De akkoorden van een jazz standard kan je dikwijls vinden in het Real Book of in een songbook. De akkoorden van een popnummer kan je meestal vinden op het internet. Als je de akkoorden niet kan vinden, moet je ze zelf uitschrijven. Begin dan met het uitschrijven van de baslijn. Deze geeft een goede indicatie van de akkoorden, want de noten op de eerste tel van elke maat vormen over het algemeen de grondnoten van de harmonieën.

6 Noteer de melodie

Noteer nu de melodie in de toonsoort van het arrangement. Maak de melodie ritmisch interessante. In songbooks staan vaak vereenvoudigde melodieën. Neem zo’n afgevlakte melodie niet klakkeloos over, maar noteer de lijn precies zoals jij hem wenst te horen. Als voorbeeld staat hieronder een fragment van Penny Lane van The Beatles. Bovenaan staat een vereenvoudigde versie zoals die in een songbook zou kunnen staan, en daaronder staat een versie die veel interessanter is om te zingen:

7 Schrijf de basstem

Schrijf nu een goede basstem tegen de melodie. Melodie en bas vormen samen de spil van het arrangement. Tweestemmig moet dit al redelijk boeiend en compleet klinken. De basstem zal over het algemeen op de eerste tel van elke maat de grondtoon van het akkoord spelen, dus vanuit die noten kan de baslijn worden opgebouwd. Maak de baslijn niet ingewikkelder dan nodig. Veel baslijn kenmerking zich juist door eenvoud. Maar schuw grote sprongen niet. Juist door sprongen – zoals octaven, kwinten en kwarten – krijgt de bas een wezenlijk ander karakter dan een melodie.

8 Schrijf de tussenstemmen

Als de melodie en de baslijn vaststaan, kan je de overige stemmen schrijven. Richtlijn hierbij zijn de harmonieën van het stuk; met de tussenstemmen maak je de akkoorden compleet. Van drieklanken en vierklanken moeten over het algemeen alle noten klinken. Van vijfklanken moeten alle toevoegingen klinken, waarbij je eventueel de kwint mag weggelaten. Maak in eerste instantie de harmonieën compleet en denk pas in tweede instantie na over goede stemvoeringen en mooie tegenmelodieën.

9 Opbouw van het gehele arrangement

Nu wordt het tijd om na te denken over de opbouw van het gehele arrangement. Maak je een opbouw door het eerste couplet rustiger te houden dan het tweede? Is het nodig om variatie aan te brengen in de refreinen, en hoe doe je dat dan? Komt er op de helft van het stuk een brug of een tussenstuk of een improvisatie? Wordt het intro rustig, of juist uitbundig? Eindigt het stuk met veel energie, of eindigt het juist verstild?

Bedenk dat de opbouw van het origineel niet de beste opbouw voor een koorbewerking hoeft te zijn. Sommige elementen in een popnummer kan je moeilijk vertalen naar een vocale groep, zoals een gitaarsolo in het midden of een fade out aan het eind. Vaak ook is de lengte van een origineel nummer te lang voor een a capella arrangement.

(Deze tekst verscheen eerder in Zing Magazine)