Bassen gaan voor

Akkoorden aangeven vanaf de stemvork, moet dat echt? Veel dirigenten zien daar verschrikkelijk tegenop. Eerst bedenken welk akkoord er gaat klinken, dan de grondtoon zoeken vanaf de stemvork, je de juiste drieklank voorstellen, en dan ook nog zuiver voorzingen terwijl je de juiste stemgroep aankijkt: dat valt ook niet mee. Toch moeten we het onder de knie krijgen. Want je gaat op een concert de noten van een a capella stuk toch niet aangeven op de piano? Dat is niet sfeervol en het staat onprofessioneel. Aan de slag dus, oefenen met de stemvork.

In welke volgorde geven we de noten aan? Veel dirigenten beginnen bij de sopraan. Vrouwen gaan immers voor? Bovendien ligt de melodie meestal bovenin bij de sopraan. Dus geven ze de tonen van boven naar beneden: sopraan, alt, tenor en als laatste de bas. Het lijkt vanzelfsprekend, maar het is niet de meest handige volgorde.

Van beneden naar boven

De belangrijkste toon uit een akkoord is de grondtoon. De andere tonen stapel je daarbovenop. Denk bijvoorbeeld aan het spelen van een arpeggio (een gebroken akkoord) op de piano of op de gitaar. Meestal speel je zo’n arpeggio’s van onder naar boven en je begint onderin met de grondtoon. De grondtoon is dus het beginpunt van elk akkoord. Bij het aangeven van de noten aan een koor, is het daarom logisch dat je eerst de grondtoon aangeeft. En meestal wordt die gezongen door de bassen.

En welke noot komt dan na de grondtoon? Als we bij de bas begonnen zijn, lijkt het vanzelfsprekend om vanaf daar naar boven te gaan, dus tenor, alt en als laatste de sopraan. Dat kan, maar er zijn meerdere factoren om rekening mee te houden. In het akkoord kunnen toevoegingen zitten die het akkoord instabiel maken, zoals een majeur-septiem, die vlak onder de grondtoon klinkt. Je kunt daarom het beste beginnen met de stabiele elementen van het akkoord. Na de grondtoon komt dan eerst de kwint, dan de terts, en pas daarna de toevoegingen.

Opbouwen

Kijk eens naar onderstaand akkoord:

Als je de noten van boven naar onder aangeven, horen de zangers in eerste instantie een verkeerde tonaliteit. De eerste drie tonen passen lijken namelijk F#M aan te geven. Pas als de bas erbij komt, ontstaat het gevoel voor D-groot. Op dat moment wisselt dus het perspectief op de eerder gegeven noten. Als we de noten van onder naar boven aangegeven, is de tonaliteit D-groot duidelijk. Maar door het aangeven van de cis in de tenor kan verwarring ontstaan, omdat die toon zo dicht onder de grondtoon zit. Je zou kunnen zeggen dat de zangers nog niet genoeg vaste grond onder de voeten hebben om de cis te kunnen plaatsen.

Het werkt hier dus het beste om te beginnen met de grondtoon, zodat die voor de zangers meteen duidelijk is. Daarna geef je de kwint aan. Vervolgens zing je de terts voor, waarmee je aangeeft of het gaat om majeur of mineur. Als laatste geef je pas de toevoeging:

Vuistregel

Geef de noten aan in de volgorde: grondtoon – kwint – terts – toevoeging.